Oratie

“Begaafde leerling zoekt leerkracht” is de titel van de oratie die Prof. Dr. Anouke Bakx op vrijdag 12 april 2019 ten gehore bracht aan een overvolle zaal in de universiteit van Nijmegen. In grote getalen waren geïnteresseerden aanwezig om naar de 7 boodschappen te luisteren die Anouke Bakx in haar oratie wilde verkondigen.

In haar eerste boodschap besteedt Prof. Bakx aandacht aan het (tijdig) signaleren van begaafde leerlingen. Sociaal-emotionele problemen en onderpresteren kunnen door vroegtijdige signalering voorkomen worden. De tweede boodschap die daarop aansluit is dat labelen van (begaafde) leerlingen niet nodig is. Men moet kinderen niet labelen, maar kijken naar wat een kind nodig heeft om zich optimaal te kunnen ontwikkelen. Dit is per kind verschillend en dus ook per begaafd kind.

Leerkrachten zien steeds meer het belang in van een goede begeleiding van begaafde leerlingen, maar ondanks hun inspanningen zijn ze nog niet goed in staat om aan te sluiten bij de ondersteuningsbehoeften van begaafde leerlingen. Leerkrachten moeten in de huidige samenleving veel weten en kunnen. Prof. Bakx vindt het niet alleen de taak van de leerkracht om te zorgen dat er wordt voldaan aan de ondersteuningsbehoeften van begaafde leerlingen.
In de derde boodschap wordt dan ook het belang van samenwerking tussen beleid, wetenschap, lerarenopleiding en onderwijspraktijk benoemd. Wanneer wetenschap, opleiding en onderwijspraktijk op een goede manier samenwerken, gestimuleerd door beleid vanuit de overheid kan er veel winst worden behaald ten aanzien van onderwijs aan begaafde leerlingen.

In de vierde boodschap wordt gesproken over leerkrachten die leerlingen in hun “leer-kracht” zouden moeten zetten. Leerkrachten moeten sterke en zwakke kanten van een leerling in kaart kunnen brengen en daar hun onderwijs op aan laten sluiten. Leerlingen hebben zo de mogelijkheid om zich optimaal te ontwikkelen. Om goed te kunnen aansluiten op de behoeftes van begaafde leerlingen, zal de leerkracht tegemoet moeten komen aan de 3 basisbehoeften: autonomie, relatie en competentie. Hierbij wordt het belang van de relatie met de leerkracht en vooral het begrip van de leerkracht onderstreept.

Vanuit wetenschap en onderzoek liggen er aanknopingspunten hoe leerkrachten begaafde leerlingen kunnen aanspreken op hun “leer-kracht” door aan te sluiten op de ontwikkelbehoeften en – potentieel van begaafde leerlingen. Deze kennis bereikt
niet altijd de onderwijspraktijk en daardoor blijven er misconcepties bestaan over begaafde leerlingen. Prof. Bakx geeft in haar vijfde boodschap dan ook aan dat leerkrachten over kennis en expertise moeten bezitten om begaafde leerlingen beter te kunnen begeleiden. Ze haalt verschillende mogelijkheden aan hoe kennis vergroot kan worden bij leerkrachten en benadrukt hierbij dat alle leerkrachten over een bepaalde basis zouden moeten bezitten om begaafde leerlingen te kunnen begeleiden. De manier waarop leerkrachten nieuwe kennis verwerven kan per leerkracht verschillen. Daarom wordt in de zesde boodschap benadrukt dat scholing in afstemming met leerkrachten moet worden vormgegeven aansluitend bij hun behoeften aan autonomie, relatie en competentie.

Als voorbeeld van een krachtige leeromgeving waarin leerkrachten nieuwe kennis opdoen, noemt Prof. Bakx de onderzoekwerkplaatsen die 3 jaar geleden door de PO-raad, ministerie van OCW en het NRO geïnitieerd zijn. In regio Tilburg werken leerkrachten in de werkplaats POINT013 aan het thema begaafdheid. Hierin werken wetenschappers, experts, docenten van de pabo en leerkrachten samen aan professionalisering. In de laatste boodschap wordt de noodzaak van deze samenwerking genoemd. Om duurzame effecten te bereiken op het terrein van passend onderwijs voor begaafde

leerlingen, moet er verder gekeken worden dan leerkracht en leerling. Wetenschap, opleiding en scholen moeten gesteund door de overheid samenwerken om te zorgen dat begaafde leerlingen optimaal begeleid en gestimuleerd worden om begaafde leerlingen te kunnen laten zijn wie hij of zij is.